meervouden – 3

Voor mijn leerlingen!

Vandaag gaan we een oefening maken, waarbij je het meervoud van een zelfstandig naamwoord gaan invullen.
Hoe je ook al weer een meervoud in het Nederlands maakt, en wat een zelfstandig naamwoord ook al weer precies is, dat kan je hier lezen.

Je hebt nu geleerd, dat het Nederlands een heleboel regels heeft waarmee je een goed meervoud kunt maken. We gaan hieronder oefenen met de volgende regels:

Regel 1a: bij een -s op het eind van een woord eindigt het meervoud op –zen;

Regel 1b: bij een -f op het eind van een woord eindigt het meervoud op –ven;

Regel 2: achter een zelfstandig naamwoord van meer dan 1 lettergreep dat eindigt op -e, -el, -en, -er, -em, of -ie,
zet je: -s:

Regel 4: achter een zelfstandig naamwoord dat eindigt op –a, -i, -o, -u of -y,
zet je: -‘s:

Regel 6: bij een open lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een lange klank te horen, zoals de naam van de alfabetletter is: aa, ee, oo, uu. Er staan dan ook twee klinkers. Bij het meervoud staat er nog maar één klinker aan het eind van de lettergreep:
(Ik leg je in de les precies uit wat een open lettergreep is.)

Regel 7: bij een gesloten lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een korte klank te horen: à, è, ò, ù, i, en het woord eindigt op een medeklinker. Bij het meervoud komt er dan een verdubbeling van de medeklinker.
(Ik leg je in de les precies uit wat een gesloten lettergreep is.)

Er zijn nog meer regels in de Nederlandse taal voor het maken van een meervoud. Deze regels 3, 5, 8, 9 en 10 oefenen we een volgende keer!
Zet nu hieronder het meervoud achter elk zelfstandig naamwoord. Veel succes!

de laars – __________________________________________________

de wafel – _________________________________________________

de paraplu – _______________________________________________

de klas – ___________________________________________________

het raam – _________________________________________________

de brief – __________________________________________________

het huis – __________________________________________________

de foto- ___________________________________________________

de slaapkamer – ___________________________________________

de sokken – ________________________________________________

de muur – __________________________________________________

de neus – __________________________________________________

het bed – __________________________________________________

de neef – __________________________________________________

de keuken – _______________________________________________

de vraag – _________________________________________________

de vriendin – ______________________________________________

de pen – ___________________________________________________

de radio – _________________________________________________

de moeder – ______________________________________________

de spiegel – _______________________________________________

de leraar – _________________________________________________

 

meervouden – 2

(c) www.klascement.beVoor mijn leerlingen!

Al eerder vertelde ik over het vormen (=maken) van meervouden.
Nu gaan we verder met nog meer meervouden van woorden uit de lessen 11 tot en met 20 van het boek. We letten weer op de regels die de Nederlandse taal hiervoor heeft. Maar belangrijk blijft: veel herhalen, zodat het vanzelf goed gaat. En probeer de woorden zoveel mogelijk te gebruiken! Succes!

Regel 1: achter de meeste zelfstandige naamwoorden zet je: -en:

enkelvoud meervoud
1. het bord
2. de koelkast
3. de vork
4. de aanbieding
5. de klant
6. de supermarkt
7. de citroen
8. de aardbei
9. de kleur
10. de wijn
11. de soep
12. het bier
13. de wind
14. de muts
15. de storm
16. het seizoen
17. de wolk
18. de lucht
19. de trein
20. de botsing
21. het vliegtuig
22. de weg
23. de fiets
24. de stier
25. de leeuw
26. de eend
27. de olifant
28. het konijn
29. de hond
30. het dier
31. de papegaai
32. het paard
33. de slang
34. het moment
35. het kwartier
36. de tijd
37. de journalist
38. de arts
39. de docent
40. het beroep
41. de directeur
42. de boer
43. de architect
44. de vergadering
45. het pensioen
46. het contract
47. de overeenkomst
48. de ervaring
49. de opleiding
50. de belasting
de borden
de koelkasten
de vorken
de aanbiedingen
de klanten
de supermarkten
de citroenen
de aardbeien
de kleuren
de wijnen
de soepen
de bieren
de winden
de mutsen
de stormen
de seizoenen
de wolken
de luchten
de treinen
de botsingen
de vliegtuigen
de wegen
de fietsen
de stieren
de leeuwen
de eenden
de olifanten
de konijnen
de honden
de dieren
de papegaaien
de paarden
de slangen
de momenten
de kwartieren
de tijden
de journalisten
de artsen
de docenten
de beroepen
de directeuren
de boeren
de architecten
de vergaderingen
de pensioenen
de contracten
de overeenkomsten
de ervaringen
de opleidingen
de belastingen

Regel 1a: bij een -s op het eind van een woord eindigt het meervoud op –zen:

enkelvoud meervoud
1. het glas
2. het fornuis
3. de poes
4. de muis
5. de baas
de glazen
de fornuizen
de poezen
de muizen
de ba-zen

Regel 1b: bij een -f op het eind van een woord eindigt het meervoud op –ven:

enkelvoud meervoud
1. de druif
2. de duif
de druiven
de duiven

Regel 2: achter een zelfstandig naamwoord van meer dan 1 lettergreep dat eindigt op -e, -el, -en, -er, -em, of -ie zet je: -s:
(Ik leg je in de les nog eens uit wat een lettergreep precies is.)

enkelvoud meervoud
1. de peper
2. de afwasmachine
3. de oven
4. de keuken
5. de slager
6. de bakker
7. de verkoper
8. het/de waspoeder
9. de winkel
10. de komkommer
11. de wortel
12. de liter
13. de suiker
14. de zomer
15. de winter
16. de file
17. de halte
18. de garage
19. de kikker
20. het varken
21. de vogel
22. de seconde
23. de pauze
24. de wekker
25.  het horloge
26. de vakantie
27. de dominee
28. de dokter
29. de postbode
30. de secretaresse
31. de kapper
32. de burgemeester
33. de verkoopster
34. de rechter
35. de schilder
36. de vacature
37. de arbeider
38. de manager
39. de sollicitatie
de pepers
de afwasmachines
de ovens
de keukens
de slagers
de bakkers
de verkopers
de waspoeders
de winkels
de komkommers
de wortels
de liters
de suikers
de zomers
de winters
de files
de haltes
de garage
de kikkers
de varkens
de vogels
de secondes
de pauzes
de wekkers
de horloges
de vakanties
de dominees
de dokters
de postbodes
de secretaresses
de kappers
de burgemeesters
de verkoopsters
de rechters
de schilders
de vacatures
de arbeiders
de managers
de sollicitaties

Regel 3: achter een zelfstandig naamwoord dat eindigt op é of eau zet je -s:

enkelvoud meervoud
1. het uitzendbureau de uitzendbureaus

Regel 4: achter een zelfstandig naamwoord dat eindigt op –a, -i, -o, -u of -y zet je: -‘s:

enkelvoud meervoud
1. de tandpasta
2. de kassa
3. de kilo
4. de paprika
5. de paraplu
6. de auto
7. de metro
8. de taxi
9. de collega
de tandpasta’s
de kassa’s
de kilo’s
de paprika’s
de paraplu’s
de auto’s
de metro’s
de taxi’s
de collega’s

Regel 5: achter een afkorting zet je:-‘s, als de afkorting eindigt op –s of -x dan zet je: -‘en:
(Ik leg je in de les nog eens uit wat een afkorting ook al weer is.)

enkelvoud meervoud
1. de cv de cv’s

Regel 6: bij een open lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een lange klank te horen, zoals de naam van de alfabetletter is: aa, ee, oo, uu. Er staan dan ook twee klinkers. Bij het meervoud staat er nog maar één klinker aan het eind van de lettergreep:
(Ik leg je in de les precies uit wat een open lettergreep is.)

enkelvoud meervoud
1. de zeep
2. het brood
3. de peer
4. de banaan
5. de tomaat
6. het  brood
7. de kaas
8. de temperatuur
9. de maan
10. de piloot
11. de boot
12. de straat
13. het spoor
14. de beer
15. het schaap
16. de aap
17. het uur
18. de minuut
19. de pastoor
20. de ambtenaar
21. de leraar
22. de soldaat
23. de advocaat
24. de baan
25. het loon
de ze-pen
de bro-den
de pe-ren
de bana-nen
de toma-ten
de bro-den
de ka-zen
de temperatu-ren
de ma-nen
de pilo-ten
de bo-ten
de stra-ten
de spo-ren
de be-ren
de scha-pen
de a-pen
de u-ren
de minu-ten
de pasto-ren
de ambtena-ren
de lera-ren
de solda-ten
de advoca-ten
de ba-nen
de lo-nen

Regel 7: bij een gesloten lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een korte klank te horen: à, è, ò, ù, i, en het woord eindigt op één medeklinker. Bij het meervoud komt er dan een verdubbeling van de medeklinker.
(Ik leg je in de les precies uit wat een gesloten lettergreep is.)

enkelvoud meervoud
1. de man
2. de fles
3. het mes
4. de afwas
5. de pan
6. de tas
7. de boodschap
8. de sigaret
9. de boterham
10. de kip
11. de vis
12. de patat
13. de/het appelsap
14. de brug
15. het ongeluk
16. de bus
17. de kip
18. de kat
19. de mug
20. de klok
21. het overleg
22. het salaris
de mannen
de flessen
de messen
de afwassen
de pannen
de tassen
de boodschappen
de sigaretten
de boterhammen
de kippen
de vissen
de patatten
de appelsappen
de bruggen
de ongelukken
de bussen
de kippen
de katten
de muggen
de klokken
de overleggen
de salarissen

Regel 8: een zelfstandig naamwoord dat eindigt op -heid, eindigt in het meervoud op –heden:

enkelvoud meervoud

Regel 9: een zelfstandig naamwoord met in het meervoud -eren erachter:

enkelvoud meervoud
1. het blad (van een boom)
2. het ei
de bladeren
de eieren

Regel 10: een zelfstandig naamwoord met in het meervoud -ën erachter:
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep dan komt -ën erachter, is dit niet het geval dan komt het trema (=”) op de e van het enkelvoud en zet je er alleen een -n achter.
(Ik leg dit in de les nog een keer uit.)

enkelvoud meervoud

En dan zijn er natuurlijk in het Nederlands een heleboel uitzonderingen:

enkelvoud meervoud
1. de magnetron
2. de shampoo
3. het winkelcentrum
4. het afwasmiddel
5. de groente
6. de sinaasappel
7. de aardappel
8. de appel
9. de ui
10. de lunch
11. de sjaal
12. het station
13. de tram
14. de chauffeur
15. de koe
de magnetrons
de shampoos
de winkelcentra
de afwasmiddelen
de groenten/de groentes
de sinaasappelen/de sinaasappels
de aardappelen/de aardappels
de appelen/de appels
de uien
de lunches
de sjaals
de stations
de trams
de chauffeurs
de koeien

Achter een verkleinwoord zet je in het meervoud altijd een -s. Bijvoorbeeld: het kopje, twee kopjes, het pakje, twee pakjes, het koekje, twee koekjes, het kaartje, twee kaartjes.

Wanneer je regelmatig probeert de meervouden te oefenen, dan ken je echt al heel veel Nederlandse woorden! Gefeliciteerd!

1 meervoud, 2 meervouden ;)

(c) www.klascement.beVoor mijn leerlingen!

Vandaag gaan we het hebben over het vormen (=maken) van een meervoud in het Nederlands. Zelfstandige naamwoorden kan je in het meervoud zetten.
Vóór een zelfstandig naamwoord kan je de, het of een zetten. Een zelfstandig naamwoord is een ding, een dier of een mens. Bijvoorbeeld het huis, de koe of de jongen.

Wanneer er van een zelfstandig naamwoord maar één is, dan noemen we dat enkelvoud. Bijvoorbeeld wij hebben maar één huis. Huis noemen we dan enkelvoud. Nu staan er vijf huizen in de straat. Huizen noemen we dan meervoud. We zeggen daarom: het meervoud van huis is huizen.

De Nederlandse taal heeft een paar regels om meervouden te vormen.

Regels zijn heel leuk en makkelijk maar het is echt het allerbeste om heel veel te oefenen en steeds weer opnieuw de meervouden te schrijven. Je hoeft dan niet meer na te denken over de regel maar maakt vanzelf het goede meervoud!

In de rijtjes hieronder staan alle zelfstandige naamwoorden met hun meervouden uit de eerste tien lessen van het boek. In een van de volgende berichten komen daar ook de woorden uit de andere lessen nog bij.

Regel 1: achter de meeste zelfstandige naamwoorden zet je: -en:

enkelvoud meervoud
1. de bank
2. het boek
3. de gang
4. de deur
5. de tuin
6. het dak
7. de lift
8. het papier
9. de leerling
10. de toets
11. het woord
12. de universiteit
13. de punt
14. de dag
15. de middag
16. de maand
17. de avond
18. de nacht
19. het weekend
20. de nicht
21. het paspoort
22. de vriend
23. het land
24. de mens
25. de woonplaats
26. het gezicht
27. de arm
28. de tand
29. het formulier
30. de leeftijd
31. het huwelijk
32. de buik
33. het hoofd
34. de wang
35. de tong
36. het hart
37. de hand
38. de mond
39. de voet
40. de markt
41. de handschoen
42. de trui
43. de hoed
44. de schoen
45. de jurk
46. de ring
47. de broek
48. de vloer
49. de bloem
50. de stoel
51. de handdoek
52. de plant
53. de kast
54. de lamp
55. het gordijn
de banken
het boeken
de gangen
de deuren
de tuinen
de daken
de liften
de papieren
de leerlingen
de toetsen
de woorden
de universiteiten
de punten
de dagen
de middagen
de maanden
de avonden
de nachten
de weekenden
de nichten
de paspoorten
de vrienden
de landen
de mensen
de woonplaatsen
de gezichten
de armen
de tanden
de formulieren
de leeftijden
de huwelijken
de buiken
de hoofden
de wangen
de tongen
de harten
de handen
de monden
de voeten
de markten
de handschoenen
de truien
de hoeden
de schoenen
de jurken
de ringen
de broeken
de vloeren
de bloemen
de stoelen
de handdoeken
de planten
de kasten
de lampen
de gordijnen

Regel 1a: bij een -s op het eind van een woord eindigt het meervoud op –zen:

enkelvoud meervoud
1. de laars
2. het huis
3. het warenhuis
4. de neus
5. de hals
6. de vaas
de laarzen
de huizen
de warenhuizen
de neuzen
de halzen
de vazen

Regel 1b: bij een -f op het eind van een woord eindigt het meervoud op –ven:

enkelvoud meervoud
1. de brief
2. de neef
de brieven
de neven

Regel 2: achter een zelfstandig naamwoord van meer dan 1 lettergreep dat eindigt op -e, -el, -en, -er, -em, of -ie zet je: -s:
(Ik leg je in de les nog eens uit wat een lettergreep precies is.)

enkelvoud meervoud
1. de wafel
2. de lepel
3. de slaapkamer
4. de badkamer
5. de woonkamer
6. de keuken
7. de letter
8. het examen
9. het vraagteken
10. de morgen (= ochtend)
11. de moeder
12. de tante
13. het meisje
14. de vader
15. de familie
16. de dochter
17. de jongen
18. de Nederlander
19. de buitenlander
20. de postcode
21. de vinger
22. de portemonnee
23. de koffer
24. de zolder
25. de kelder
26. de spiegel
27. de lade (=de la)
28. de garage
29. de tafel
30. de sleutel
de wafels
de lepels
de slaapkamers
de badkamers
de woonkamers
de keukens
de letters
de examens
de vraagtekens
de morgens (= ochtenden)
de moeders
de tantes
de meisjes
de vaders
de families
de dochters
de jongens
de Nederlanders
de buitenlanders
de postcodes
de vingers
de portemonnees
de koffers
de zolders
de kelders
de spiegels
de lades
de garages
de tafels
de sleutels

Regel 3: achter een zelfstandig naamwoord dat eindigt op é of eau zet je -s:

enkelvoud meervoud
1. het cadeau
2. het café
de cadeaus
de cafés

Regel 4: achter een zelfstandig naamwoord dat eindigt op –a, -i, -o, -u of -y zet je: -‘s:

enkelvoud meervoud
1. de paraplu
2. de hobby
3. de baby
4. de foto
5. de agenda
6. de opa
7. de oma
8. de radio
de paraplu’s
de hobby’s
de baby’s
de foto’s
de agenda’s
de opa’s
de oma’s
de radio’s

Regel 5: achter een afkorting zet je:-‘s, als de afkorting eindigt op –s of -x dan zet je: -‘en:
(Ik leg je in de les nog eens uit wat een afkorting ook al weer is.)

enkelvoud meervoud
1. de tv
2. de wc
3. de gps
de tv’s
de wc’s
de gps’en

Regel 6: bij een open lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een lange klank te horen, zoals de naam van de alfabetletter is: aa, ee, oo, uu. Er staan dan ook twee klinkers. Bij het meervoud staat er nog maar één klinker aan het eind van de lettergreep:
(Ik leg je in de les precies uit wat een open lettergreep is.)

enkelvoud meervoud
1. het raam
2. de naam
3. de voornaam
4. de achternaam
5. de muur
6. de school
7. de vraag
8. het potlood
9. de leraar
10. de week
11. het jaar
12. de zoon
13. het haar
14. de persoon
15. de nationaliteit
16. het lichaam
17. het been
18. het oog
19. de teen
20. het oor
21. de schuur
22. de kraan
de ra-men
de na-men
de voorna-men
de achterna-men
de mu-ren
de scho-len
de vra-gen
de potlo-den
de lera-ren
de we-ken
de ja-ren
de zo-nen
de ha-ren
de perso-nen
de nationalitei-ten
de licha-men
de be-nen
de o-gen
de te-nen
de o-ren
de schu-ren
de kra-nen

Regel 7: bij een gesloten lettergreep
Hier is er bij enkelvoud een korte klank te horen: à, è, ò, ù, i, en het woord eindigt op een medeklinker. Bij het meervoud komt er dan een verdubbeling van de medeklinker.
(Ik leg je in de les precies uit wat een gesloten lettergreep is.)

enkelvoud meervoud
1. de trap
2. de zin
3. de lip
4. het gezin
5. de tas
6. de pen
7. de klas
8. de zus
9. de vriendin
10. het adres
11. de nek
12. de rug
13. de pet
14. de sok
15. de jas
16. de rok
17. het bed
de trappen
de zinnen
de lippen
de gezinnen
de tassen
de pennen
de klassen
de zussen
de vriendinnen
de adressen
de nekken
de ruggen
de petten
de sokken
de jassen
de rokken
de bedden

Regel 8: een zelfstandig naamwoord dat eindigt op -heid, eindigt in het meervoud op –heden:

enkelvoud meervoud
1. de waarheid de waarheden

Regel 9: een zelfstandig naamwoord met in het meervoud -eren erachter:

enkelvoud meervoud
1. het kind
2. het kleinkind
de kinderen
de kleinkinderen

Regel 10: een zelfstandig naamwoord met in het meervoud -ën erachter:
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep dan komt -ën erachter, is dit niet het geval dan komt het trema (=”) op de e van het enkelvoud en zet je er alleen een -n achter.
(Ik leg dit in de les nog een keer uit.)

enkelvoud meervoud
1. de knie
2. de olie
de knieën
de oliën

En dan zijn er natuurlijk in het Nederlands een heleboel uitzonderingen:

enkelvoud meervoud
1. de flat
2. de datum
3. de geboortedatum
4. de oom
5. de broer
6. de t-shirt
7. het balkon
de flats
de data
de geboortedata
de ooms
de broers
de t-shirts
de balkons