bijwoorden

Voor mijn leerlingen!

De woorden:

daarin – daarop – daarbij – daarover – daarvan

noemen wij voornaamwoordelijke bijwoorden! Voornaamwoordelijke bijwoorden zijn bijwoorden die vast aan het woordje “daar” zitten. Er zijn nog veel meer van deze bijwoorden maar we gaan nu eerst deze in een zin gebruiken.
In de volgende oefening ontbreekt in elke zin een van deze bijwoorden. Probeer het juiste in te vullen. Let daarbij goed op het vetgedrukte woord in de zin. De vetgedrukte woorden in de zinnen, noemen we een voorzetsel.

Veel succes nu met het invullen van het juiste bijwoord!

1. Bij de TV ligt de afstandsbediening. De afstandsbediening ligt _____________

2. Over geld praten wij niet. Wij praten ________________ niet.

3. Van de behandeling bij de tandarts krijgen wij een rekening. Wij krijgen _____________ een rekening.

4. Je kunt het boek wel even op de tafel leggen. Ik leg het boek wel even _________________

5. De potloden doe je in de etui. Doe de pennen ook maar ________________

6. Van Nederlandse taal weet de docent heel veel. Zij weet _______________________ heel veel.

7. Op die tafel leggen wij allerlei spullen. Leg jouw schrift ook maar ________________

8. Bij die stapel boeken liggen al veel kinderboeken. Leg jouw boek ook maar ____________

9. Op die kast staan drie grote potten. De potten staan altijd _________________

10. Op die vraag weet ik geen antwoord. Ik weet ______________geen antwoord.