vragen beantwoorden

Voor mijn leerlingen!

Probeer antwoorden te bedenken op de volgende vragen. Het zijn vragen met de nieuwe (blauwe) woorden uit thema 6 “Werk zoeken”.
Je mag allerlei antwoorden bedenken. Het antwoord moet een goede Nederlands zin zijn. Je mag ook meerdere antwoorden op één vraag bedenken. We gaan de vragen in de les oefenen. Veel succes!

1. Wat voor kleding draag jij op jouw werk?
2. Welke opleiding heb jij in Nederland gevolgd?
3. Welke dingen doe jij overdag vooral?
4. Wat zijn de werktijden op uw bedrijf?
5. Hoeveel uren werk jij, als jij fulltime werkt?
6. Wat voor werk doet de monteur in de garage?
7. Waarvoor gebruik je olie?
8. Wanneer is de start van jouw nieuwe opleiding?
9. Met welk vervoer ga jij naar jouw werk?
10. Heb jij jouw rijbewijs voor de vrachtwagen gehaald?
11. Een groot bedrijf heeft veel afdelingen. Op welke afdeling wil jij graag werken?
12. Waarvoor moet jij zorgen op jouw werk? Wat zijn jouw taken?
13. Van welke vereniging ben jij lid?
14. Op welke dagen en tijden ga jij naar een bar?
15. Wanneer ben jij beschikbaar voor werk?
16. Kan jij goed met andere mensen samenwerken en waarom?
17. Wat staat er allemaal in een vacature? (zoek eventueel een vacature op)
18. Waarom ga jij solliciteren?
19. Wanneer maak je een CV? En wat staat daarin?
20. In welke banen heb jij interesse?
21. Noem een paar voordelen van een parttime baan. En noem ook een paar nadelen.
22. Welke taken heeft de kapper in de kapsalon?
23. Wat heb jij het liefst, een vast of een tijdelijk contract? En waarom?
24. Hoeveel personen werken er in uw bedrijf?
25. In welke functies heb jij allemaal interesse?

zinnen maken met woorden over “werk zoeken”

Voor mijn leerlingen!

We gaan dit keer zinnen afmaken met de voegwoorden als, daarom, dus, omdat en want. We maken de zinnen met de nieuwe (blauwe) woorden uit thema 6 “Werk zoeken”. De nieuwe woorden zijn vet afgedrukt.
Gebruik de woordenlijst, wanneer je de betekenis van een woord niet meer weet. Op deze manier herhaal je het woord en dat is altijd goed! Veel succes!

1. De directeur logeert in het hotel, want………………………
2. Mijn baas begint elke ochtend vroeg op de zaak, omdat………………..
3. Ik wil kok worden, dus …………………………
4. De vrouw is erg creatief, want ………………………..
5. Ik kook elke dag verse groente, omdat……………….
6. Ik heb veel stress in mijn baan, dus……………………
7. Het geeft niet als je een fout maakt, want…………………
8. Ik wil monteur worden, dus …………………………….
9. De banden van mijn auto zijn glad, dus ……………………….
10. De remmen van de auto moeten worden nagekeken, daarom …………………….
11. De monteur heeft de olie in de auto ververst, want ……………. (verversen = vernieuwen, er nieuw(e) bij doen).
12. De monteur heeft de auto volledig gecontroleerd, want ……………..
13. Ons bedrijf heeft een groter gebouw nodig, want ……………….
14. De oppas voor de kinderen komt vandaag niet, daarom ……………….
15. De timmerman heeft veel klussen in de stad, dus ………………….
16. Ik heb heel veel taken op mijn werk, dus ……………….
17. De timmerman doet het onderhoud aan het huis, want ………………
18. De monteur repareert de remmen van de auto, omdat …………….
19. De jongen gaat liever met de scooter dan met de fiets naar school, want……………
20. De chauffeur heeft de vrachtwagen nodig, omdat …………….
21. De postbezorger heeft heel veel stress, want ……………
22. De afdeling “Verkoop” van ons bedrijf is vandaag gesloten, want ………………
23. De secretaresse leest  elke ochtend de post, want ………………
24. Het  bedrijf geeft de medewerker een vergoeding voor de reiskosten, want …………….
25. De vrouw werkt het liefst parttime, omdat …………….
26. De medewerker kan goed zelfstandig werken, omdat ……………
27. De man krijgt al pensioen, dus ………….…….
28. Ik betaal het bedrag van de rekening, als ………………
29. Je betaalt in Nederland belasting, als ………..…
30. De schoonmaker poetst de kantoren, als ……………..

KNM – thema Werk en Inkomen

Voor mijn leerlingen!

Je moet voor het KNM-examen echt heel veel dingen over de Nederlandse maatschappij weten. Denk niet, dat het KNM-examen makkelijk is. Dat is het niet! Probeer daarom de teksten uit je boek en van de papieren zo goed mogelijk te leren!

Dit leren gaat gemakkelijker als je heel veel vragen over de teksten kunt beantwoorden. Leer de vragen niet alleen maar uit je hoofd. Probeer ook goed te begrijpen wat je als antwoord op een vraag geeft. Zo kun je ook andere vragen in een KNM-examen goed beantwoorden, omdat je de teksten goed hebt geleerd.

Deze vragen hieronder gaan over het thema Werk en Inkomen.

Hoe vind je werk.

1. Wat moet je direct doen als je werkloos bent of wordt in NL?
Naar het UWV/Werkbedrijf in je woonplaats gaan.

2. Wat doet het UWV/Werkbedrijf precies?
Als je werkloos bent, moet jij je hier aanmelden als werkzoekende.
Het helpt bij het vinden van werk.
Het heeft informatie over cursussen en opleidingen.
Het kan je helpen bij het krijgen van een IDW en een EVC.
Het geeft sollicitatietrainingen.
Het heeft vacatures (advertenties voor werk) in de computer en op de site: http://www.werk.nl/

2a. Wat doet het UWV als je geen werk hebt of kunt vinden?
Het UWV beslist of jij recht hebt op een uitkering.
Het UWV kijkt ook of je probeert werk te zoeken, je moet werk zoeken.
Het UWV zegt hoeveel uitkering jij krijgt en stort dit dan elke maand op jouw rekening.

3. Wat is een IDW?
Een Internationale Diploma Waardering.
Jouw diploma uit jouw eigen land wordt dan goed bekeken en gecontroleerd.
Er wordt gekeken hoeveel jouw diploma in NL waard is. Hoe goed het diploma is.

4. Wat is een EVC?
Een Eerder Verworven Competentie.
Een EVC vertelt iets over jouw ervaring.
Het zegt iets over de dingen die jij goed kunt.

5. Hoe kun je in NL zelf werk zoeken?
Via een uitzendbureau;
Door een open sollicitatie;
In de krant of op het internet;
Via familie, vrienden of kennissen.

6. Wat is solliciteren, wat is een sollicitatie?
Solliciteren is in een brief vertellen dat jij graag de baan wilt hebben waarvoor een bedrijf iemand zoekt.
Een sollicitatie is een brief met een CV schrijven en opsturen. Als je een goede brief en CV hebt, krijg je misschien een gesprek bij het bedrijf waar je solliciteert.

7. Wat is een open sollicitatie?
Dit is een sollicitatie bij een bedrijf doen, terwijl er geen vacature/baan is.
Je schrijft dan een brief met CV en vertelt waarom jij graag bij dat bedrijf wilt werken en waarom jij een goede kandidaat bent.

8. Wat is een sollicitatietraining?
Het is een dag of een halve dag waarop jij leert en oefent hoe je moet solliciteren.

9. Wat kan en mag een werkgever (baas/bedrijf) jou allemaal vragen in een sollicitatiegesprek?
Hij mag vragen naar jouw werkervaring.
Hij mag vragen hoeveel uren je kunt werken en wanneer je kunt beginnen.
Soms vraagt een werkgever ook of je kinderen hebt en welke hobby’s je hebt. Een werkgever probeert jou zo beter te leren kennen. Hij wil weten wat voor een persoon hij in zijn bedrijf krijgt.

10. Wat is een CV?
Het is de afkorting voor Curriculum Vitae. Dat betekent levensloop.
Je schrijft hierin:
– jouw persoonlijke gegevens (naam, adres, woonplaats, geboorteplaats, geboortedatum, getrouwd ja/nee, kinderen ja/nee);
– jouw ervaring (alle bedrijven waar jij gewerkt hebt) met de functies erbij;
– jouw opleidingen.
Een CV is heel erg persoonlijk.

11. Waneer krijg je makkelijker werk?
Als je een goede opleiding of veel goede ervaring (EVC) hebt.
Als je jong bent.
Als je goed Nederlands spreekt en schrijft.

De juiste opleiding

1. Wat is een beroepsopleiding?
Een beroepsopleiding is een opleiding waarin je een beroep leert.
Voorbeelden zijn: schilder, kapper, kok, metaalbewerker, verzorgende, administratief medewerker of secretaresse.

2. Waar kan je het beste een beroepsopleiding volgen?
Aan een ROC. Dat is een Regionaal OpleidingsCentrum.

3. Welke soorten opleidingen kan je doen aan een ROC?
Een voltijd opleiding (dit is de hele week leren en naar school);
Een duale opleiding (dit is werken én leren).

4. Kan je altijd aan een ROC studeren?
Nee, je moet een diploma van de middelbare school hebben of je kunt een toelatingsexamen doen. Je moet daarvoor slagen!

5. Hoe kun je informatie krijgen over opleidingen?
Op internet, de opleidingen hebben sites;
Je kunt folders aanvragen;
Op een open dag, je kunt dan met docenten en studenten praten en vragen stellen.

6. Hoe moet je je aanmelden voor een opleiding?
Je moet een aanmeldingsformulier invullen.

7. Kost een beroepsopleiding geld?
Ja, als je 30 jaar of ouder bent moet je betalen.
Als je jonger bent dan 30 jaar krijg je studiefinanciering (StuFi).

8. Wat is studiefinanciering (StuFi)?
Geld dat je van DUO krijgt.
Het geld moet je gebruiken voor jouw opleiding.
Je krijgt het geld elke maand.
Als je je diploma niet haalt, moet je meestal alles terugbetalen.

8a. Waaruit bestaat de studiefinanciering (StuFi)?
Uit een basisbeurs;
een OV-kaart;
eventueel ook een aanvullende beurs en een lening.

Aan het werk.

1. Wat is er belangrijk als je werkt?
zelfstandig werken (dit is alleen kunnen werken, zonder dat je alles moet vragen);
– goed kunnen samenwerken (dit is goed overleggen met je collega’s en elkaar helpen als dat nodig is).

2. Wat is een OR?
De OndernemingsRaad.

3. Wat doet een OR?
Een OR spreekt (overlegt, vergadert) met de directie van een bedrijf;
De OR denkt aan de wensen van het personeel;
Als het personeel niet tevreden is, praat de OR met de directie erover.

4. Wat is een vakbond?
De vakbond zijn werknemers uit het hele land;
Zij werken allemaal in dezelfde branche (branche=het zelfde soort werk, bijvoorbeeld de metaal, de zorg, de bouw);
De vakbond maakt belangrijke afspraken met de werkgevers (de bedrijven/bazen) en met de politiek;
Zij maken afspraken over het loon, de veiligheid in de branche, vakanties/vrije dagen.

5. Wat is een personeelsvereniging?
Dit zijn een paar collega’s van je werk.
Zij organiseren gezellige dingen voor alle collega’s van jouw bedrijf, bijvoorbeeld een personeelsfeest.
Zij sturen kaartjes naar collega’s bij belangrijke gebeurtenissen (geboorte, jarig, ziekte).

6. Wat zijn rechten en plichten in je werk?
Rechten zijn de dingen die je moet krijgen van een bedrijf/baas.
Plichten zijn de dingen die jij moet doen.

6a. Noem een paar rechten?
Je moet loon, vakantiegeld of vakantietoeslag, vakantiedagen, reiskosten, een veilige werkplek krijgen.

6b. Noem een paar plichten?
Je moet op tijd komen en je aan de werktijden houden. Je moet je werk goed doen en je goed gedragen.

7. Wat is een arbeidsovereenkomst?
Een contract met afspraken tussen jou en je baas/bedrijf.
Hierin staan jouw rechten en plichten.
Je baas en jij zetten allebei je handtekening onder dit contract.

8. Wat staat er allemaal in een arbeidscontract?
Je naam en de naam van jouw baas.
Hoeveel loon je krijgt.
Hoeveel vakantiedagen je hebt.
Wat er gebeurt als je ziek bent.
Je werktijden.
Je proeftijd en je opzegtermijn.

9. Wat is het brutoloon?
Brutoloon is het totaal aan loon dat je verdient en wat je bedrijf/baas moet betalen.
Er moeten nog allerlei bedragen vanaf getrokken worden.

10. Wat is het nettoloon?
Het nettoloon is het loon dat jij op jouw bankrekening krijgt uitbetaald.
Het bruttoloon min alle premies en belasting is het nettoloon.

11. Waarvoor wordt er allemaal geld van het brutoloon afgetrokken?
Premies voor belasting, AOW en WW..

12. Wat is een CAO?
CAO is de afkorting voor een Collectie ArbeidsOvereenkomst.
Het zijn afspraken die de vakbonden maken met de werkgevers en de werknemers.
Er staan afspraken over het loon, de vakantiedagen, de veiligheid op de werkplek etc. in.
Elk soort werk heeft zijn eigen CAO. Je hebt een CAO voor de Bouw, voor de Zorg, voor de Metaal en nog veel meer.

Discriminatie op het werk

1. Wat is discriminatie?
Mensen slecht behandelen omdat ze anders zijn.
Bijvoorbeeld omdat mensen een andere huidskleur of een andere godsdienst hebben.
In NL is discriminatie verboden!

2. Wat kan je doen als je gediscrimineerd wordt?
Bel naar de Commissie Gelijke Behandeling en vraag advies.
Vertel het je baas, je OR, de vakbond, de afdeling personeelszaken.
Je kunt ook naar de rechter gaan, want discriminatie in NL is bij wet verboden.

Zelfstandig ondernemen / Een eigen bedrijf

1. Welke dingen zijn belangrijk voor je als je een eigen bedrijf wilt beginnen?
– Je moet naar de Kamer van Koophandel gaan;
– Je moet misschien een vergunning hebben;
– Je moet een ondernemingsplan maken;
– Geld / financiën.

2. Wat is de Kamer van Koophandel?
Je moet je hier inschrijven als je een eigen bedrijf wilt beginnen;
De Kamer van Koophandel houdt een register bij van alle bedrijven;
De Kamer van Koophandel let op of je speciale vergunningen nodig hebt;
De Kamer van Koophandel geeft informatie over invoer en uitvoer van producten;
De Kamer van Koophandel geeft advies aan de overheid;
De Kamer van Koophandel kan je helpen bij het opzetten van het ondernemingsplan met folders, informatie en computerprogramma’s.

3. Wanneer heb je misschien een vergunning nodig als je een eigen bedrijf wilt beginnen?
Wanneer je een café, restaurant of hotel wilt beginnen;
Waneer je dranken met alcohol wilt verkopen;

4. Van wie krijg je deze vergunning?
Deze vergunning krijg je van de gemeente.

5. Waarom is het verstandig een ondernemingsplan te maken?
Je hebt een ondernemingsplan nodig om geld te lenen bij de bank voor je bedrijf;
Je krijgt een goed beeld/overzicht van hoe jij je bedrijf moet inrichten, wat er belangrijk is om het bedrijf goed te kunnen voeren.

6. Wat moet er allemaal in een ondernemingsplan staan?
Wie jij bent;
Waarom je een bedrijf wilt beginnen;
Wat je wilt gaan verkopen en waarom;
Aan wie je jouw spullen wilt verkopen;
Dat je hebt onderzocht dat jouw bedrijf kans van slagen heeft;
Hoeveel alles gaat kosten en hoeveel je gaat verdienen;
Hoe je aan het geld denkt te komen.

7. Op welke manieren kan je aan geld voor je bedrijf komen?
Geld lenen bij de bank;
Eigen geld in je bedrijf stoppen, eventueel samen met andere mensen (dit heet investeren);
Sommige (meestal grote, belangrijke, goed georganiseerde) bedrijven geven aandelen uit. Mensen die aandelen van jouw bedrijf kopen, kopen eigenlijk een stukje van jouw bedrijf.

8. Wat zijn aandelen precies?
Meestal grote, belangrijke, goed georganiseerde bedrijven geven aandelen uit.
Als een bedrijf aandelen uitgeeft, verkopen ze een stukje van hun bedrijf.
Mensen die aandelen kopen, krijgen ook een stukje van het geld dat het bedrijf verdient.
Als het bedrijf geld verliest, verliezen de mensen met een aandeel ook geld.

9. Noem een paar bedrijven waarvoor je eerst een diploma moet halen?
Bouwbedrijf;
Slagerij;
Bakkerij;
Kapperszaak.

10. Welke cursussen zijn handig om te doen als je een eigen bedrijfje wilt starten?
Een cursus boekhouden;
Een cursus zelfstandig ondernemen.