Voor mijn leerlingen!
Probeer onderstaande zinnen af te maken. Het zijn dit keer zinnen met dus, maar, omdat en want. Als je de zinnen klaar hebt, dan kijk ik ze voor je na.
Heel veel succes!
1. Ik ga naar de dokter, omdat ……………..
2. Ik ga naar de dokter, want ………………..
3. Ik moet naar de supermarkt, want ………
4. Ik moet boodschappen halen, omdat ………..
5. Ik wil graag een groter huis, maar …………
6. Ik moet naar de slager, want ………..
7. Die tas is veel te duur, dus……………..
8. Ik moet naar de bakker, omdat …………..
9. Ik moet een nieuw boek voor school hebben, maar …………….
10. Asma wil een baantje, omdat …………………….
11. Zamzam wil een baantje, want ………………….
12. Anita gaat met de bus, want ……………………..
13. Buurvrouw heeft vreselijke pijn in haar buik, dus …………………
14. Hassan gaat met de metro, omdat ………………….
15. Hamza gaat met de fiets, omdat …………………….
16. Het brood is op, dus ……………………………………..
17. Wij eten vandaag rijst, maar ………………………….
18. Ik wil aardappels kopen, dus …………………………
19. Ik moet naar de markt, want ………………………….
20. Ik wil op vakantie, maar ……………………………….